Cherubim
Een oudere herkomst, die op het eerste gezicht met de putti's niet veel van doen lijkt te
hebben, zijn de cherubs of cherubim (is hebreeuws meervoud van cherub). Dit zijn geestelijke
wezens, die aanvankelijk ook met bijbelse engelen niet veel gemeen hebben. Hun herkomst ligt in de cherubs-gestalten
van Sumerië en Assyrië. Het zijn in de religies van Mesopotamië de bewakers van de mythische levensboom. Het zijn wezens,
die tussen god en mens in staan en het contact tussen god en mens tot stand brengen.
We zijn ze bij de bespreking van de herkomst van het levensboommotief en het zonmotief al wel tegengekomen.
In de bijbel komen we ze tegen in het paradijsverhaal waar ze de toegang tot de onsterfelijkheidsboom bewaken.
Dat deze wezens werden samengesteld uit onderdelen van bekende dieren (leeuw, stier, arend) of mens, kan
ermee te maken hebben dat dit de dieren waren, die in de beleving van de mensen het sterkst overkwamen. Voor de
joden was het mooi meegenomen, dat het hun (volgens de wet van de 10 geboden) verboden was om afbeeldingen te maken van
bestaande wezens. Dit gold echter niet voor 'fabeldieren'.
|
hedendaagse uitbeelding van de ark van het verbond, zoals deze wordt beschreven in de thora. |
We komen ze nog weer tegen (Exodus 37:7) als figuren, die op de uiteinden van het verzoendeksel
van de ark werden geplaatst, uit goud gedreven, met de vleugels naar boven uitgestrekt, zodat ze het verzoendeksel
bedekten.
In een latere tijd, als Salomo de tempel bouwt, laat hij twee cherubs in het heilige
der heiligen plaatsen (een ruimte van 20 bij 20 el), gemaakt van hout en bedekt met goud. De
vleugels hadden een totale spanwijdte van 20 el, waarmee ze de zijwanden raakten. Als we de tekst moeten geloven, moeten dat
vleugels zijn geweest met een spanwijdte in de orde van 7 meter. Ze stonden overeind met hun gezichten naar de
zaal toe.
Ook in de cypressenhouten wanden van de tempelzaal (het heilige) werden in bas-relief cherubs
uitgesneden.
|
Munt uit 4 v. Chr. uit Gaza, met naam van Yahweh |
De beelden die dit oproept doen ons erg denken aan wat we kennen uit Mesopotamië en Perzië. Aangezien
deze bijbelboeken geschreven zijn na de terugkeer uit Mesopotamië, kunnen we wel aannemen dat de tekst sterk gekleurd zal
zijn door de beelden van de Perzische en Assyrische tempels, die de Joden daar hadden leren kennen.
Ook Yahweh lijkt zelf afgebeeld te zijn met vleugels en een arend op de hand. Onder hem het zonnewiel, met
de binnencirkel. (zie figuur links)
|
Louvre: Toegangsbewakers uit de tijd van Cyrus de Grote. |
In de christelijke Renaissance-kunst komen kleine engelachtige gevleugelde wezens voor, die men dan cherubijnen
noemt.
Van origine hebben cherubijnen en putti verschillende rollen. Cherubijnen hebben een religieuze
betekenis, terwijl putti in een wereldlijke context optreden.
Cherubijnen en serafijnen zijn engelen, waarvan men dacht dat ze in de
hoogste hemelse regionen vertoefden en dus het dichtst bij God verbleven (denk maar aan het woord: zevende hemel).
De putti, anderzijds, zijn geen baby's, maar geestelijke wezens, afgebeeld met verstand en wilskracht. Ze
helpen de gepersonifieerde Cupido/Eros om aan te zetten tot liefde en lichamelijk genot, terwijl de cherubijntjes
de mensen moesten aanzetten tot liefde voor God.
In de tijd van de Barok maakten de kunstenaars al geen onderscheid meer tussen cherubijntjes en putti. Welke
soort er bedoeld werd, hing af van de contekst van het werk. Was het een religieus werk, dan waren cherubijntjes bedoeld.
Was het een profaan werk, dan had men putti voor zich.
Ze werden toegevoegd aan een voorstelling/beeldhouwwerk om een verbinding te leggen met vrede, voorspoed, vrolijkheid
en genot.
|
Heerenveen: putti geschilderd op 18e eeuws plafond |
|
Heerenveen: putti geschilderd op 18e eeuws plafond |
|