Waar komt de Romaanse bouwstijl
vandaan?
De Longobarden
waren een kleine Germaanse stam die oorspronkelijk in de beneden-Elbe vallei woonde en in de tijd van de grote volksverhuizingen
naar Noord-Oostenrijk is getrokken. Vandaar verhuisde de stam naar Hongarije. In die tijd (510-540) onderhielden ze vriendschappelijke
betrekkingen met het Byzantijnse rijk. Keizer Justinianus maakte gebruik van de stam en zette ze in in diverse oorlogsoperaties.
Zo veroverden ze ook Noord Italië voor Justinianus.
|
Longobardische gouden fibula (mantelspeld) |
Toen hun eigen land onder
druk kwam te staan, verhuisden ze in 568 naar Noord-Italië, naar de vruchtbare Po-vlakte. Binnen tien jaar hadden ze grote
delen van Noord-Italie tot aan Rome veroverd.
Rond 600 begint zich een
koninkrijk te vormen en dat rijk krijgt, dank zij Byzantijnse steun, zijn bloeitijd rond 740. Hun hoofdstad wordt Pavia.
Dan heeft het christendom zich inmiddels al onder hen verspreid. Uit deze tijd stamt dus al
de Byzantijnse invloed op hun culturele uitingen.
In de eeuwen erop heeft
ongetwijfeld vermenging plaats gevonden met de oorspronkelijke bevolking.
|
Longobardische vergulde ijzeren kroon uit de 6e eeuw. |
Een van de belangrijkste Longobardische koningen was Agilulf
met zijn gemalin Theudelinda, rond 590. Uit hun tijd stamt die fraaie gouden kroon. Zij bekeerden zich
van het Arianisme tot het katholieke christendom.
Een andere koning was Liutprand (712-744), die
een groot wetgever was en een hoogontwikkeld man was. Onder zijn regering had het Lombardische Italië zijn hoogtepunt.
|
grootste veroveringsgebied van de Longobarden |
De Karolingische vorsten Pippijn (in 755) en Karel de Grote (in 774) hebben hen uiteindelijk , op verzoek van de pausen,
volledig onderworpen. De kern van hun grondgebied bleef bekend als Lombardije.
Ook al hebben ze in Hongarije al ervaring opgedaan met stenen bouwkunst, we moeten ervan uitgaan, dat ze nog sterk
op hout gericht waren in de eerste tijd dat ze in Italie verbleven. Dit blijkt o.a. uit het feit dat hun
stenen bouwwerken nog erg aan houtconstructies doen denken. De timmermanstechniek werd toegepast op steen.
Anders gezegd: aan de stenen gebouwen kun je zien dat het ontwerp eigenlijk voor houtbouw gedacht
was. Dit zie je trouwens overal in de Germaanse kontreien optreden: ook in de Karolingisch-Franse, de Duitse, de Gotische
bouwkunst is dit fenomeen nog te herkennen.
Al in de 7e eeuw is er sprake van de Magistri Comacini. Een macinus is een metselaar. Magistri
Comacini lijkt een handige samentrekking van meestermetselaren van Como’. Er bestond dus al een broederschap
van lieden, die zich met het metselvak bezig hielden. Oude reglementen zijn zelfs nog bewaard gebleven.
Deze Meesters oefenden toezicht uit op gewone metselaars die ze in dienst namen. Trouwens ook bij de Romeinen waren
er al gilden, die het alleenrecht hadden in de uitoefening van handel, een beroep of ambacht. Maar het is onbekend
of de Lombarden nog sociale structuren van de Romeinen overnamen. De aanwezigheid van de plaatselijke steengroeven maken het
wel waarschijnlijk.
|
Sambuca in Pistoia (It): Lombardische koppen tegen een muur |
|
Sambuco in Pistoya (It): Lombardische koppen die boze geesten moesten afschrikken. |
Bij de vroegste bouwwerken, de stenen kerken in hun eigen streek, moeten ze vakkundige lieden van
elders hebben gehaald, steenhouwers uit de Alpen en Byzantijnse kunstenaars.
De Longobarden
keken van hen de kunst af en tezamen met hun eigen grote kennis en kunde van houtbouw en houtsnijwerk leerden ze ook voortreffelijk
in steen houwen en bouwen en ornamenten aanbrengen.
Hun kennis van de Romeinse bouwkunst mengde zich dus met de Germaanse en kreeg dus ook nog Byzantijnse elementen mee.
|
Longobardisch altaar |
En ook al namen ze de basiliekvorm voor hun kerken over van de Romeinen, de versieringsmotieven herinneren aan houtsnijwerk.
Opvallend aan de Longobardische ornamenten is dat zij niet naturalistisch maar vooral zinnebeeldig is. Het
naturalistische krijgt slechts gebrekkig aandacht. Het mytisch-spirituele denken is de voedingsbron voor de kunstuitingen.
De gevlochten band neemt een belangrijke plaats in. Dit is een siervorm, die tot in het Scandinavië
van de Vikingen geliefd was, waarbij een ineengestrengeld vlechtwerk is vormgegeven met behulp van diverse motieven.
Ook gestyleerde diermotieven komen veel voor en vinden hun oorsprong al in de Germaanse cultuur.
|
St Angelo: tympaan in Lombardische stijl in kerk van St Maria Maggiore |
De vreemd uitziende koppen, die in de ornamentiek verweven zijn, hebben deels een Germaanse, deels
een Romeins/Griekse oorsprong.
Bij de Romaanse kerken overheerst hoogstwaarschijnlijk nog de Germaanse oorsprong.
Later in de Renaissance komen ze als grotesken ook weer veelvuldig terug en dan is de Romeins/Griekse
invloed het sterkst.
|
Alpirsbach Wodanskop op Romaans kapiteel |
Voor en tijdens het opkomen van de Romaanse bouwstijl trekken de Comaciners al naar andere landen om daar als bouwmeesters
op te treden. Vaak in opdracht van christelijke opdrachtgevers, die plannen hebben voor kloosters en kerken.
Naar Engeland, Frankrijk en Duitsland (eerst al met Bonifacius en later weer met Albertus Magnus)
en naar het Byzantijnse rijk in het oosten.
Lombardije wordt daarmee de belangrijkste bakermat van de Romaanse bouwstijl.
De kansel in de Dom van Aken is uit 1024. Hij werd gemaakt in opdracht
van keizer Heinrich II, de opvolger van Otto III.
De voorstellingen op de kansel zijn ook weer een mix van christelijke en 'heidense' symboliek.
|
Kansel in de Dom van Aken uit 1024 (Heinrich II) |
Germaans vlechtwerk
Maar ook in ons land zijn er voorbeelden van fraai Germaans vlechtwerk.
In goud bewaard is in de bodem van Rijnsburg ( bij Leiden)een 7e eeuwse gesp opgegraven.
|
Detail van een mannengesp uit 7e eeuw: gevonden in de bodem bij Rijnsburg. |
|