|
Sint Agatha, gelegen aan de uiterwaarden van de Maas |
Sint Agatha
Het dorp St. Agatha ligt aan de Maas in het noorden van Brabant in de gemeente Cuijk. Omstreeks
1371 werd er het Kruisherenklooster opgericht. Vanuit
dit klooster van de Kruisheren werden veel missionarissen opgeleid. Dit gebeurde in de zogenaamde "Latijnse school".
In juni 2006 werden na een verbouwing van het klooster officieel enkele ruimten in gebruik genomen voor het
Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven dat onderdak biedt
aan het erfgoed van diverse kloosterorden.
Zowel archiefstukken, voor een orde of congregatie kenmerkende boeken en voorwerpen,
als audiovisueel materiaal en religieuze kunst worden er bewaard en toegankelijk gemaakt.
Ook de Kruisheren zelf brengen het erfgoed van hun orde onder in St. Agatha (Stichting Sint Aegten).
St. Agatha is het oudst bewoonde klooster van ons land. De geschiedenis
van de Kruisheren in het Land van Cuijk gaat terug tot in de veertiende eeuw: in 1371 vestigden zich enkele Kruisbroeders
op uitnodiging van de landsheer in een kloostertje bij een kapel die aan de Heilige Agatha
was toegewijd, om de bediening van deze kapel op zich te nemen.
Perioden van grote bloei werden afgewisseld door tijden
van neergang en verval, maar telkens weer wisten de Kruisheren van St. Agatha de dikwijls dodelijke dreiging, die door de
eeuwen heen uitging van oorlog, ziekte en politiek beleid te weerstaan. Tot op de dag van vandaag is de kloostertraditie
levend gehouden.
Het is dus niet zo verwonderlijk om het kalvariekruis op verschillende manieren op
het gebouw terug te vinden. Op de foto hieronder zelfs vlak bij elkaar, bruut verkracht door een niets ontziende regenpijp.
|
St Agatha: tweemaal een kalvariekruis aan de noordzijde |
Een pontificaal kalvariekruis op de westzijde van de kapel. Op de steunbeer, geheel links,
is nog een teken te vinden, hier slecht te zien.
|
St. Agatha westzijde |
Hier het pontificale kruis recht onder de klok.
|
St. Agatha: detail westzijde |
En hier het kruis op de steunbeer, staande op een Ing-rune.
|
St. Agatha: detail steunbeer westzijde |
Bijzonder fraai is de magische uitstraling die dit schuinkruis bewerkstelligt op deze grote
muurvlakte van de kapel van St. Agatha.
|
St. Agatha: noordzijde |
Dit kruis lijkt heel sterk op een Andreaskruis tegen een kruisigingspaal.
|
St. Agatha: steunbeer uiterst rechts aan de noordzijde |
En dan op deze steunbeer toch nog een kruisteken. Het is heel goed mogelijk dat deze metselaars zelf kruisheren
waren. Ze hebben wel de behoefte gevoeld om tekens aan te brengen, maar dat moesten wel christelijke tekens zijn, nauw aansluitend
bij hun kloosterorde.
|
St. Agatha: steunbeer noordzijde |
|
Stadzegel Amsterdam met de banieren van Amsterdam |
Grave Bagijnenkerk of kloosterkerk
In het vestingstadje Grave is een oude kerk bewaard gebleven die oorspronkelijk werd gebouwd door voor Graafse
begijnen tussen 1475 en 1500.
Oorspronkelijk behoorde de kerk tot het Begijnhof Maria Graf. Vanaf 1581
werd het de kerk van het Franciscanessenklooster, later Waalse kerk, thans Protestantse kerk.
Gebouwd omstreeks 1500 in baksteen en bestaande uit een schip met driezijdige
koorsluiting, een veelhoekige uitgemetselde traptoren op de noordwesthoek.
De achtermuur is gedeeltelijk origineel met daarin ook weer 'versiering' met ruit en daaropstaand een christelijk-kruis-motief
in de vorm van een calvariekruis, verwijzend naar het kruis op de heuvel Golgotha.
Ook van deze puur christelijke tekens ging destijds een magische betekenis uit, net zo goed als dit
sterk speelde rond de relikwieen die elke kerk in bezit trachtte te krijgen. Had je een paar bijzondere reliquien
dan stroomden pelgrims toe vanwege de vermeende wonderdadige krachten, die men eraan toeschreef. En het bracht inkomsten met
zich mee.
De tekens op de kerkmuren hadden geen genezende kracht, maar konden wel bijdragen aan het vrijwaren van
een een heilige plek van onheil.
|
Grave: muurgedeelte van oude kloosterkerk uit 15e eeuw |
|
calvariekruis met dubbele ruit daaronder. |
Het kerkgebouw van de protestantse gemeente ligt op een oude, historische plek van Grave, n.l. het oude Bagijnenhof.
Er kwamen al Bagijnen naar Grave kort voor het einde van de 13e eeuw. Deze Bagijnen hebben mogelijk dienst verricht voor het
ertegenover gelegen H. Geesthuis en het in 1290 gestichte St. Catharina Gasthuis. Deze Bagijnen beschikten lang over een eigen
kapel die wat noordelijker dan de huidige kerk aan de Hoofschestraat gelegen was. Na de verovering van Grave door Prins Parma
is de kapel uit het stadsdeel verdwenen (1586). In 1459 nam een deel van de Graafse Bagijnen de Derde Regel van St. Franciscus
aan en in 1475 werd aan een van de Tertiarissen van het klooster Maria Graf door de Bisschop van Luik toestemming verleend
tot het bouwen van een eigen kerk. In 1526 werd deze kloosterkerk ingewijd.
Het bakstenen bouwwerk bestaat uit een
schip met een driezijdige koorsluiting, alles laat gothiek; het oorspronkelijke gewelf is nu vervangen door een stucplafond.
Pittoresk is de veelhoekige uitgemetselde traptoren op de noordwesthoek van de kerk. Bekend is dat bij de belegering van Grave
door Parma, de kloostergebouwen zware schade hadden opgelopen, zodat "aen de timmeragie" die een zuster als bruidsschat had
meegebracht, 400 gulden van de 500 gulden besteed werd. In hoeverre ook de kloosterkapel daaronder viel, is niet duidelijk.
|
Grave: oorspronkelijke Bagijnenkerk |
|