|
Oosterhout |
Oosterhout: St Jan de Doperkerk
In 1118 stichtte Hugo Payens en Godfried van St. Omaars de Orde van de Tempeliers. Deze
orde had als doel om tijdens de Kruistochten in Palestina de gewonden te verzorgen en de pelgrims te beschermen. Zij kregen
veel dank, voorrechten en bezittingen van pausen en vorsten. Hierdoor werd de orde rijk en machtig, maar dit wekte ook veel afgunst
op. Onder anderen van de toenmalige Franse koning Philips IV.
Na een proces met veel valse beschuldigingen en gepaard gaande met de meest wrede folterpraktijken,
ingezet door deze koning Philips IV, die paus Clemens wist om te praten, werden de Tempeliers grotendeels
uitgeroeid. Wie van de Tempeliers niet op de pijnbank bekende dat hij een ketter was, werd net zo lang gemarteld tot hij het
leven liet. Maar op bekennen stond even zo goed de doodstraf. De zieltogende orde van de Tempeliers kon toen in 1312 eenvoudig
worden opgeheven.
De onroerende goederen vervielen in onze contreien aan de Johannieters (leden van de Orde
van St. Jan de Doper). Die waren in 1048 opgericht om in het Heilige Land de pelgrims onderdak te verlenen en de
zieken te verzorgen. De orde stond - de naam zegt het al - onder bescherming van Sint Jan de Doper,
die ook de patroonheilige is van de kerk te Oosterhout.
De Johannieters en de Heer van Breda hadden de meeste rechten op de gronden van Oosterhout.
De landbouwers van Oosterhout moesten een tiende van hun opbrengsten afstaan aan de kerk. De Tempeliers en later de Johannieters
moesten in ruil zorgen voor goede godsdienstige voorzieningen. Eén van die voorzieningen was de kerk.
De kerk van Oosterhout werd al genoemd in akten van 1277 en 1279. Het romaanse driebeukige kerkje groeide
al snel uit zijn jasje voor de groeiende bevolking van Oosterhout.
Rond 1473 begon de bouw van een vervangende kerk in gothische stijl. In 1493 was deze
kerk voltooid.
Aan de toren werd daarna gebouwd van 1519 tot 1552. Deze was geïnspireerd door de toren van de Grote Kerk
van Breda.
In latere eeuwen is de kerk diverse malen verbouwd.
Metseltekens treffen we wel aan op de delen die voor 1500 gebouwd zijn. Maar ze komen niet
op de toren voor waarvan de bouw later begon.
De kerk werd in 1881-1883 grondig gerestaureerd en verbouwd door architect P.J.H. Cuypers. Hierbij werden
de stenen gewelven hersteld en de kerk verbreed met twee zijbeuken. Ook waren er ingrijpende restauraties in de jaren 1975
tot 1977 en in 2000.
Ter gelegenheid van het 700-jarig bestaan van de parochie en de afronding van de verbouwing, werd de kerk
in 1977 door paus Paulus VI tot verheven tot basilica minor (bron Wikipedia).
|
Oosterhout: maalkruisteken en vuurslag op Noordertransept. |
|
Oosterhout: oostelijke muur zuidertransept |
|
Oosterhout: 2 maalkruisen op het zuidertransept |
|
Oosterhout:: de enorme bouwmassa van de toren imponeert nog altijd |
Loon op zand
De kerk van Sint Jans Onthoofding te Loon op Zand is een vriendelijke
dorpskerk, gebouwd in de stijl van de Kempische gotiek, die vanaf het einde van de veertiende eeuw in verschillende
fasen tot stand is gekomen.
In oudere publicaties geeft men als aanvang van de bouw het jaar 1394 aan.
Het priesterkoor met aansluitend een rechthoekig zaalkerkje moet rond 1400 zijn
gerealiseerd. Ongeveer in 1450 werd begonnen met de bouw van de monumentale toren, die nog steeds het silhouet van het dorp
bepaalt.
Het is een groots opgezette toren met steunberen, rijk versierd met natuursteen
en kunstig metselwerk.
In de zestiende eeuw kreeg de kerk geleidelijk haar huidige vorm. Vanaf 1521
werden de twee kruiskoren (het transept) aangebouwd, alsmede de twee lagere zijbeuken aan weerszijde van het middenschip
en de ruimte ten noorden van de toren, de huidige Mariakapel. En dit zijn de muurdelen, waarin de metseltekens
zitten.
In 1879 werd de kerk nog uitgebreid met een doopkapel ten zuiden van de toren
en in 1928-29 werden naast de beide kruiskoren twee nieuwe zijbeuken aangebouwd. De nieuwe Zuidbeuk aan de Kerkstraat
werd tijdens de bevrijdingsdagen in oktober 1944 verwoest en werd in 1950-51 in een geheel andere stijl herbouwd.
Zo is het Loonse kerkgebouw door de eeuwen heen verbouwd en tijdens verscheidene
restauraties steeds aangepast aan de nieuwe gebruikseisen die elke nieuwe generatie er aan stelde.
|
Loon op zand: Kerk St. Jan onthoofding |
|
Loon op zand: 4 maalkruisen op rij |
|
Loon op Zand: zuidertransept |
|
Voormalig tenue van een Maltezer ridder |
Meer informatie over de Johannieters
Aangezien we vaker St. Janskerken tegengekomen met muurtekens, die
gesticht of verbouwd zijn door Johannieters, is het misschien van belang om iets meer te weten te komen over de organisatie
van de Orde van St. Jan.
Nederland behoorde in de organisatie van de Maltezer Orde tot Duitsland en wel tot
het Groot-Prioraat Heitersheim. Reeds in de 13e eeuw vindt men talrijke nederzettingen in Nederland; op verschillende
plaatsen werden Commanderijen opgericht. Getuigen daarvan zijn nog de talrijke St. Janskerken en de oude gasthuizen der Orde
in Nederland, welke laatste gedurende vele eeuwen zieken en ellendigen tot nut zijn geweest.
Aan het hoofd van de Balye Nederland stond een Landscommandeur, die te Utrecht zetelde.
Onder hem stonden de Commandeurs van Haarlem, Oudewater, de Waard, Montfoort, Harmelen, Buren, Harderwijk, ’s-Heerenloo,
Ingen, Middelburg, Wemeldingen, Kerkwerve en Sneek. Deze Commandeurs waren gehouden jaarlijks een zekere som als recognitie
aan de Grootmeester te Malta toe te zenden.
Nijmegen
Een der eerste stichtingen der Maltezer Orde in
Nederland was de Commanderij te Nijmegen. Er waren velen, die om allerlei redenen niet in een kruistocht
konden optrekken naar het heilige land, maar die toch van hun edelmoedigheid blijk wilden geven. Dan deden ze b.v. schenkingen
aan de Orde van St. Jan of aan de meer militaire ridderorde van de Tempeliers. Zo kwam ook het landgoed met een huis en boerderijen
in Nijmegen als schenking in het bezit van de Commanderij. Het werd ingericht als ziekenhuis/herberg en klooster.
Liefdadigheid
Het hospitaal en convent deed elke week drie uitdelingen aan huiszittende armen. De pelgrims, die naar het H. Land
gingen werden er gehuisvest. Door de Landscommandeur Jacobus van Denemarken werden omstreeks 1320 de gebouwen aanmerkelijk
uitgebreid en verfraaid. De St. Janskerk door een ommuurd kerkhof omgeven, stond op de tegenwoordige Korenmarkt, oudtijds
ook St. Jansmarkt geheten. Zij was ten noorden door een boog, de St. Jansboog, verbonden met de Commanderij, later als kerk
en pastorie in gebruik bij de Waalsche gemeente. In de 16e eeuw waren de St. Janshuizen te Arnhem en te Nijmegen
onder één Commandeur verenigd. De Arnhems-Nijmeegse Commandeur Thomas van Rothuijzen ging in 1501 naar Rhodos om de hoofdzetel
der Orde tegen de overmachtige Turken te helpen verdedigen.
Bescherming
De Maltezer Ridders genoten in Gelderland allerlei voorrechten. In 1379 gaf Hertog Willem van Gelre een handvest, waarin
onder andere bepaald was dat de St. Jansridders voor geen anderen rechter mochten terecht staan dan voor
de Vorst zelf of diens lasthebber, welke vrijheden in 1402 door Hertog Reinold bevestigd werden.
Ook in Haarlem heeft de Orde belangrijke nederzettingen gehad. Haar kerk was de oude kerk van St.
Jan Baptist. Deze St. Janskerk is er nog steeds.
De hoofdzetel in Nederland der Maltezer Orde was echter te Utrecht, waar de Landcommandeur woonde.
De Landcommandeur van Utrecht was een machtig persoon van de Orde.
Installatie van een commandeur
Onder hem stonden de bovengenoemde Commanderijen, waaronder ook tot 1469 de machtige commanderij van Haarlem.
Zijne installatie had op plechtige wijze plaats en was in Utrecht een gewichtige gebeurtenis. Omringd door een grote stoet
van Commandeurs en Ridders van St. Jan, vroeg de reeds benoemde en door de Meester van Duitsland en de Keizer in zijne benoeming
bevestigde landcommandeur van de Balye, aan de in de Kapittelzaal van het Catryneklooster aanwezige ridders of zij hem als
Landcommandeur van Utrecht erkenden. (en vermoedelijk gingen ze accoord.)
De Johannieters in Utrecht
In Utrecht hebben de Ridders reeds in de 13de eeuw de St. Catharina kerk en klooster bij de Catharina
Poort gesticht. Ook hadden zij daar reeds een hospitaal, het St. Catharina gasthuis, waar reeds in de 13de
eeuw armen en zieken verpleegd werden en hetwelk jaarlijks een uitkering van broden aan de armen deed. Tot 1529 zijn de Maltezers
werkzaam geweest in hun klooster en hospitaal aan de Catharyne Poort, geëerd om hunne liefdadigheid, Toen Keizer Karel V het
Kasteel Vredenburg wilde vergroten had hij daarvoor nodig het Huis der Maltezer Ridders met hun hospitaal, kerk en klooster.
De Maltezers stonden hem een en ander af op voorwaarde, dat zij een terrein en gebouwen van dezelfde grootte zouden terug
krijgen. Keizer Karel V gaf hun toen in 1529 ’t Karmelieter Klooster aan de Nieuwstraat. De Karmelieten kregen een ander
terrein en bouwden een klooster bij de St. Nicolaaskerk. De Ridders hebben toen een andere kerk, ter plaatse waar zij tegenwoordig
nog staat, in de plaats van die, die was afgebroken ter ere van St. Catherina gebouwd.
Toen Philips II de troon van zijn vader besteeg had de Balye van Utrecht van de Orde van St. Jan van Jeruzalem daar
ter plaatse een groots gebouw in mooie gotische stijl opgetrokken met prachtige kloostergang, dat verblijf aanbood aan de
Commandeurs en Ridders en aan de Kloosterlingen der Orde van Malta, benevens ruime gelegenheid voor de verpleging van zieken
in het daaraan verbonden St. Catharina Gasthuis.
|