|
Snijraam in het oude stadhuis van Den Haag aan de Groenmarkt |
Eenzelfde ontwerp voor houtsnijder en smid?
De ooievaar is een zeldzame figuur in het bovenlicht. Dat we hem dan in Den Haag
aantreffen is niet zo verwonderlijk, aangezien de vogel van ouds de maskotte van de stad (dorp) Den Haag is. Het
oudste wapenschild met ooievaar is uit 1541.
Zowel binnen in het stadhuis als boven de entree is een snijraam aangebracht met daarin de ooievaar.
|
Den Haag: oude stadhuis:snijraam van 1733 |
Het houten snijraam bevindt zich in het gebouw en stamt uit de tijd van Lod XIV, zo schat
ik het in, dus van de tijd tussen 1700 en 1750.
Dit geldt vermoedelijk ook voor het smeedijzeren raam aan de buitenzijde van het gebouw.
Er zijn kleine verschillen in het ontwerp. Het smeedijzeren raam lijkt een afgeleide te zijn van het originele houten snijraam
en is dus misschien wel van iets latere datum. (Zoek de verschillen ! )
Of de reden van deze afwijking er eentje is, die te maken heeft met de heersende mode (rococo-invloed) en/of
vormgevoel van de smid, of dat er een smeedtechnische reden achter zit, kan ik moeilijk beoordelen.
|
Enkhuizen: gevelsteen uit tweede helft 18e eeuw |
Het symbool van de ooievaar
De ooievaar werd bijna overal als een gelukssymbool beschouwd. Vooral ook omdat hij slangen
verdelgt.
In noordelijke landen kwam de ooievaar altijd met het voorjaar terug uit zuidelijke streken. Onwillekeurig
ontwikkelde zich daar uit de vreugde om de terugkeer van de ooievaar een belangrijk vruchtbaarheidssymbool.
Men zag een samenhang tussen de herleving van de natuur en de komst van de ooievaar.
In de christelijke kerk werd het dier wel als een Paassymbool gezien, symbool van de opstanding.
Nu leeft de ooievaar nog voort als brenger van kleine kindertjes. Niet alleen ten aanzien
van de wilde natuur buiten maar ook van de vruchtbaarheid in huis was de ooievaar een zegenbrengende vogel.
Dit kan samenhangen met de oude gedachte van de ooievaar als zielenvogel, die kontakt heeft
met de wateren van de schepping, waar alle vruchtbaarheid uit voortkomt.
Er werd in de Oudheid een legende verteld waarin een ooivaar zijn oude vader van eten en drinken voorziet.
Daarbij draagt hij zijn vader op de rug. Dit maakte de ooievaar tot een symbool van liefhebbend kind.
Doordat hij lange tijd roerloos op 1 been kan staan (we zien dat ook bij onze reigers) maakt hij een bedachtzame,
statige en waakzame indruk. Deze associatie vinden we terug in de contemplatieve hoek: de ooievaar als symbool van meditatie
en contemplatie.
De oude naam Adebaar (odebaar) kan gelukbrenger, bezitbrenger of adembrenger betekenen.
We kennen hem onder veel namen: Uiver, Eiber, Stork, Earrebarre enz.
Voor de Germanen was de ooievaar een attribuut van de god Freijr, de mannelijke vruchtbaarheidsgod.
Zoals men zich verkleedde als paard (Wodan), als bok (Donar) verkleedde men zich ook als ooievaar. Elke
vrouw die zo'n 'ooievaar' aanraakte, had grote kans op zwangerschap. Dat zal af en toe wel heftig zijn toegegaan
en dan werd er vast flink geprikt in de richting van de plek, waar die kinderen vandaan moesten komen.
Bronnen en poelen werden in de Germaanse oudheid als heilige plaatsen aangewezen. Het Paasgebruik om zwijgend
Paaswater te putten (Duitsland) herinnert aan een oud Germaans ritueel, waarbij het waterputten uit een heilige
brond zwijgend diende te gebeuren. De bronnen werden gezien als verbindingskanalen met het dodenrijk of de godenwereld. Het
water weerspiegelt een andere werkelijkheid. Een werkelijkheid waar je niet bij kunt komen.
Uit zo'n bron, put of poel zou dan volgens het latere volksgeloof de ooievaar de kinderzielen hebben
gehaald in de vorm van kikkers, om ze naar de zwangere vrouwen te brengen. Er zijn nog altijd op veel plaatsen (Groningen,
Deventer, Almelo) putten bekend, waarvan gezegd werd, dat daar de kindertjes vandaan komen.
Veel Middeleeuwse kerken werden, behalve op de plek van heilige bomen en tempels ook wel boven een
heilige bron gebouwd (b.v. Paderborn) om de kerstening ( = het dopen) van de 'heidense' Germanen te bevorderen.
De naam Kinderwasser als plaatsaanduiding komt in Duitsland veel voor.
Uithangbord
Ook als uithangbord kwam de ooievaar wel vaak voor.
|
Amsterdam: hoek Prinsengracht-Reguliersgracht |
Cesare Ripa (1560-1622)
Het boek Iconologia van deze Renaissancistische Italiaan uit begin 17e eeuw is
van enorme invloed geweest op kunstenaars (dichters, beeldhouwers, schilders, redenaars) in de daarop volgende
eeuwen. In dat boek staan de menselijke deugden, ondeugden, passies, kunsten en wetenschappen beschreven
en afgebeeld als goden of godinnen met de typische symbolen die daar bijhoorden. Hiertoe baseerde Cesare zich op
Egyptische, Griekse en Romeinse voorstellingen.
Er zijn in de Nederlandse vertaling van Dirck Pers uit 1644 maar liefst 151 houtsneden, waarvan hieronder
eentje te zien is, aan de tekst van Iconologia toegevoegd.
|
Cesare Ripa: figuur die 'Gemeenschap van 's menschen leven' uitbeeldt met ooievaar en hert |
Commertio della vita Humana: Gemeenschap van 's Menschen leven.
Tegen woordig zouden we zeggen: sociaal zijn, sociaal verkeer of samenleving.
Op de grond staat een handmolen of mosterdmolen, onder de arm houdt hij een ooievaar
en aan zijn voeten ligt een hert. Aangezien bij een molen de ene steen de andere nodig heeft, want alleen
kan een steen niet malen, wordt hiermee vriendschap uitgedrukt.
Ooievaar Als ooievaars
op hun lange tocht moe worden, zullen de voorste, die het meeste werk gedaan hebben, achteraan gaan vliegen en 'datse
d'een achter d'ander met haere halsen, op malkanders rugge leunen, en d'eerste voorgevlogen hebbende, komt dan weder op de
achterste rusten.'
Hert En over het hert lezen we: 'Isidorus verhaelt even 't selve van de Herten, want als zy
eenigh Waeter over swemmen, soo worden zy in korter tijd moede, door de swaerte der Hoornen, sulx datse 't hoofd niet langer
konnen boven houden, en dan swemt het voorste Hert weder achter aen, en rust dan met sijn hoofd op des achtersten schoft,
en aldus verposen zy malkanderen, tot zy alle zijn over geswommen.'
Mens Dit wordt dan met
de mens vergeleken. De ene mens zoekt een ander op om hulp te vragen. Een Grieks spreekwoord wordt aangehaald: D'
eene hand wascht den anderen, d'eene Mensch behout den anderen, jae d'eene Stad den anderen. Steden wisselen met elkaar
goederen uit, waardoor elke stad toch alles kan krijgen. De Oppermeester van de Wereld, zo geeft D. Pers weer, heeft wijselijk
beschikt, dat niet een plaats alles zou hebben, maar dat er een gelijkmatigheid zou zijn in verdeling, waarbij ook de een
de arbeid van de ander nodig heeft.
En dan wordt het nog doorgetrokken naar het volk: volken kunnen handel drijven met elkaar en vriendschappelijk
met elkaar omgaan.
Leuk om zulke sociologische zaken al te lezen in een vroeg-17e eeuwse tekst. En we zien weer een ander aspect van de
ooievaar: het sociale gedrag.
|