|
Museum Schielandshuis: snijraam het paard in de wieg |
Het verhaal rond het paard in de wieg is zo curieus, dat ik daar toch een paar aparte pagina's aan wil wijden.
Het was op veel plaatsen de naam van een kroeg, maar niet zomaar een kroeg. Het was of een bordeel
of een plek waar hoogzwangere vrouwen terecht konden om anoniem een kind te baren.
Als bordeel zal het Paard in de Wieg doorgaans in de meeste plaatsen waar er eentje onder
deze naam voorkwam, wel goed bij het scheepsvolk bekend zijn geweest.
Condooms werkten toentertijd nog niet goed en geregeld zullen er ongewenste zwangerschappen zijn geweest onder de meisjes
van plezier, maar misschien evengoed onder de dochters der gegoede burgerij.
Er wordt verteld dat het uithangbord er in 2 vormen was: lag het paard met het hoofdeinde naar de gevel, dan was het
een plek voor bevallen.
lag het paard met het voeteneinde naar de gevel dan was het een bordeel.
In van Lennep en ter Gouw: de uithangtekens deel2 wordt verteld, dat het paard in de wieg vroeger als uithangteken
meer voor kwam dan 'tegenwoordig' ( = 1868). Ze noemen er één in Rotterdam in de Zandstraat, en eentje in Londen in St Martin's
Lane.
Uit een oudere bron (Complet Vintner 1720) halen zij aan dat de wieg als uithangteken 2 betekenissen
kon hebben: was de wieg met het voeteneinde naar de gevel gekeerd, dan duidde het uithangteken aan dat
een bedrogen meisje aldaar kon bevallen. Was het hoofdeinde van de wieg naar de gevel gekeerd, dan was het
een 'huis van ontucht'.
Rotterdam
Rotterdam kende er in de 1e helft van de 17e eeuw al twee etablissementen onder deze naam. De
ene aan de Leuvehaven en de ander aan de Keizersgracht. Of de eerstgenoemde een kroeg was
is niet met zekerheid bekend. De tweede was dat zeker wel.
Den 27 sten Mei 1626 namelijk verkoopt de havenmeester Cornelis Maertensz.
namens de erfgenamen van zijn moeder Maritgen Pieters aan Willem Jacobsz., „waert int Paert in de Wiech", een huis aan
de zuid-zijde van het Hang, het eerste huis aan den oostkant van het hoekhuis Keizerstraat.
In 1763 was er nog een derde Rotterdamse kroeg die zo heette, nl, aan het Roodezand. Misschien
is de naam later overgegaan op een kroeg aan de overkant van dezelfde straat, want in het pand, waaruit het bovenlicht (zie
foto boven aan pagina) afkomstig is, was voor 1839 nog geen danskroeg gevestigd. En misschien is toen ook het snijraam
mee overgestoken (informatie van de historische R'dam-site van Engelfriet), maar dat hoeft niet. Dit snijraam kan
toch ook goed van de tijd rond 1840 zijn.
|
Naam van een huis: tekst boven deur in centrum Zierikzee (1671) |
|
Opoe Roelofs, logementhoudster van 'het paard in de wieg' |
Zierikzee, Amsterdam, Dordrecht
Aan de Oude Haven 50 in Zierikzee bevond zich ook een Paert in de wiege. Deze naam wordt al vermeld
in 1671.
Amsterdam kende een Paard in de wieg op het Rusland. Logementhoudster was ene opoe Roelofs,
waarvan op het internet (door Mies Waltman) nog een foto bewaard gebleven is.
Ook in Dordrecht kende men een paard in de wieg. Aan de Riedijk concentreerde zich het uitgaansleven met diverse
herbergen ,tapperijen en bordelen. Een daarvan heette het paard in de wieg. De clientele zal vooral hebben bestaan uit
scvheepsvolk enhet in Dordrecht gelegerd garnizoen. (info uit Geschiedenis van Dordrecht (1813-2000) )
Kerkelijke oorsprong
De gevelsteen in de Oude kerk te Amsterdam.
Vreemdgenoeg stamt het begrip Paard in de wieg nog uit de middeleeuwen. Maar dan moeten we
het zoeken in de kerkelijke sfeer.
Nog tot in het midden van de 17e eeuw kon men de voorstelling op een middeleeuwse gevelsteen in de Oude Kerk
te Amsterdam als een bas-relief aantreffen.
Het was uitgehouwen in de lijst van het koor boven de noorder zijdeur, en zou vermoedelijk stammen uit de 15e eeuw. Het
paard lag er evenals op de uithangborden, op de rug in de wieg. Maar hier in de kerk werd deze wieg gewiegd
door een kat, terwijl er een ezel bij stond op de kansel.
Dit wordt eveneens vermeld in van Lennep en ter Gouw: Uithangtekens deel 2. Van Lennep en ter Gouw
waren twee mannen die in de 19e eeuw een uitgebreide inventarisatie maakten van de meeste Nederlandse uithangtekens en
gevelstenen.
Het paard in de wieg is een hoogst eigenaardige gevelsteen voor in een kerk. Maar helaas de steen was toen (1868) al
spoorloos verdwenen.
Van deze verdwenen gevelsteen uit de Oude Kerk bestaat er geen tekening, zodat we niet precies weten wat die 17e eeuwers
destijds nog gezien hebben.
Mijn verklaring is deze, en ik hoop dat ik op het rechte spoor zit:
De ezel, was hoogstwaarschijnlijk een man, die als masker een ezelskop droeg.
De gevelsteen in de Oude kerk toont ons een situatie waarin een Germaanse priester preekt over een
heilig paard in de kribbe.
Het was dus een cartoon, waarin de gek gestoken werd met het oude geloof.
En dan nog een kat. De latere bijgelovige angst voor een zwarte kat was toen allang gemeengoed
geworden: symbool van hekserij.
Het toentertijd nog volop aanwezige bijgeloof werd erdoor op de korrel genomen. Door het zo af te beelden kwam de
boodschap ervan bij de gewone man vast wel aan.
Een priester getooid met een ezelskop, daar zat toch immers een belachelijk geloof achter. En je aanbidt toch
geen paard in de plaats van het christuskind. Dat was toch wel heel verderfelijk en ronduit schandelijk. De
ezel zag men toen als domme tegenhanger van het schrandere paard.
Die priester is dom als een ezel, zo'n paard is mal en onzinnig en er is hekserij in het spel.
Dat was de (vermoedelijke) boodschap.
In het Amsterdam van 1400 herinnerde men zich uit overlevering vast nog de priesters, die zich altijd hadden ingezet
voor het welzijn van de bevolking. Ze voorspelden of een oorlog zinvol was of niet, ze waarschuwden voor alle mogelijke
gevaren, ze genazen zieken, én ze waren een onmisbare schakel in het beteugelen van het godengeweld, dat in de vorm van
grote en kleine rampen van tijd tot tijd over je heen kwam.
Maar de kerkelijke autoriteiten ergerden zich eraan dat de gewone mensen nog steeds zo vasthielden aan hun oude heidense
gebruiken. De gevelsteen in de Oude kerk vormde daarop een antwoord.
Tsjechië
En dan de overstap naar een andere plek waar men het paard in de wieg kent. In Tsjechië zien we ook in een
christelijke omgeving het paard in de wieg. Weer staat er iemand op de kansel, helaas slecht herkenbaar, maar eerder een krijger
dan een pastoor, en de kat is hier vervangen door de zwaan.
|
Paard in de wieg in Cesky-Krumlov (Tsjechië) |
|
Woonhuis in Cesky Krumlov, waarin de muurschildering gevonden is. |
We moeten daarvoor naar het zuid-Tsjechische plaatsje Cesky Krumlov, waar diverse middeleeuwse
muurschilderingen bewaard zijn gebleven met een christelijk karakter. De meeste daarvan zijn aangebracht in kerken en kloosters,
maar een enkele ook in een woonhuis.
De foto (boven) laat een muurschildering van een woonhuis zien uit ca 1470, met, onder anderen, een
paard in de wieg, een zwaan (geeerd en vereerd door de ouden) en rechtsboven een als krijger vermomde figuur
op een kansel.
Rechtsonder is nog het hoofd en de staf van een bisschop te zien, die misschien als veroordelende vingerwijzing
is op te vatten. Het paard ligt hier echter niet op zijn rug, maar het bed is wel degelijk te zien als een schommelwieg.
De strekking kan dezelfde zijn geweest als die in Amsterdam. Belachelijk maken wat voor sommigen (velen?) nog heilig
was.
Opvanghuis en bordeel
Maar ook het paard in de wieg kreeg nog een symbolisch vervolg in de tijd.
Als je steeds voelt en de voorstelling moet zien, waarin er door de kerk wordt afgegeven op iets wat jou heilig
is, omdat het heilig was voor je grootouders en overgrootouders, dan komt er iets in opstand. De stripfiguur uit deze ene
cartoon, moet en kan al wel binnen een paar generaties tot een soort van heldenstatus zijn uitgegroeid. De
uitbaters van bepaalde herbergen hebben zich aangesproken gevoeld.
Meisjes en vrouwen, die een kind moesten krijgen, dat niet in de familie welkom was, hadden een opvangadres
nodig.
Velen van hen kunnen al in de prostitutie hebben gezeten. Het verderfelijke beeld van het paard in een bed moet
ook hen hebben aangesproken, omdat ze zelf, liggend in bed, in schande een kind moesten krijgen.
En zo wordt het begrip ten slotte een soort geuzen-naam voor een plek van losse zeden.
Antwerpen
Dit prachtige diephuis, vroeger gekend als 'De Roose' en 'Het Peerd in de Wieg', staat aan de Meir (nr87)
in Antwerpen.
|
Antwerpen: de Meire: pand dat ooit het peerd in de wieg heette. |
Maar ook in Antwerpen,
in de buurt van het bovenstaande pand, is nog een tweede pand met de naam 't Peerd in de Wieghe.
En dat heet nog steeds zo.
En niet toevallig in de Wiegstraat (op no 16) want de straat is zelfs naar
het pand vernoemd.
Het pand heeft ook nog een gevelsteen,
met vermelding van de naam.
Het was zeker lang een café. Nu is er een winkel
van Starbrook Chocolade & Art Store ingetrokken.
|
A'pen Wiegstraat 16 |
|
A'pen Wiegstraat 16 |
Middeleeuwse herkomst
Opmerkelijk is de ouderdom van het paard in de wieg
als begrip.
Al in de 15e eeuw was het paard in de wieg al gekend in Vlaanderen en
in Holland. In het Jaarregister van de stad Gent, over de jaren 1478-1480 (acten en contracten),
leest men op blz 58: " Een huus en stede, ghestaen in de Brabantstrate , geheeten t Peert in de Wieghe...".
De Brabantdam, verlengstuk van de Brabantstraat, was van regeringswege (o.a. in 1486 en in 1530) aangewezen tot
woonplaats van de "vrouwen van lichten ende van oneersamen levene ende conversatien." Het stond dus daar toen al bekend
als hoerenbuurt.
De stadsrekening van Middelburg over 1487 heeft het volgende :
Betaelt die waert in die herberghe 't paert in die wiege over broet, dat daer gehaelt was in de Synxe daegen, in 't jaer 85.
Ook kreeg ik melding van dhr. Ad Berends, dat hij in een archiefstuk de huisnaam Paert in de wyeghe tegenkwam.
Het betrof een huis aan de Dam noordzijde in Middelburg (geen huisnr.). De bewoonster was ene Gheertruut.
Zij was lid van het gilde Onze Lieve Vrouwe van de qualen, Of het wel of niet een bordeel is geweest, valt er niet
uit af te leiden. Bron: ‘Register houdende namen en adressen van de leden van het gilde Onze Lieve Vrouwe van de
qualen uit Middelburg en overige plaatsen op Walcheren’ (Zeeuws Archief inv. nr. 52a. toeg. nr. 24.1).
|