Het waren de beeldhouwers en schrijnwerkers, die de kunst machtig waren om prachtige acanthusbladeren
uit te houwen of te snijden.
De bladeren blijven een geliefd thema, maar er komt in de Renaissance (hier in de
16e eeuw) een hiernieuwde opleving van belangstelling voor de Grieks/Romeinse oudheid. Dit maakt dat de acanthus (tijdelijk)
de voorkeur geniet boven de andere plantmotieven.
Er wordt opnieuw gekeken naar de oude architectuur en ornamentiek en de bladeren krijgen weer iets meer
van hun oude vormen terug.
Als de eerste bovenlichten in de stenen huizen verschijnen rond 1700, is (naast
lood en smeedijzer) hout het gangbare materiaal en zijn schrijnwerkers de uitvoerende ambachtslieden.
Zij werken met tekenvoorbeelden van mensen zoals Vredeman de Vries (elders op de site meer daarover).
De schrijnwerkers hadden al ervaring opgedaan met het snijden van zaken als koorbanken en preekstoelen en
balustrades. Een aardig voorbeeld is te vinden in het museum Tongerlohuys te Roosendaal. Daar staat een eikenhouten communiebank
uit de 17e eeuw, die, voor wat betreft de ornamentiek erg lijkt op de vroege snijramen.
|
Roosendaal: communiebank uit Nispen; 17e eeuw, eikenhout |
|
paneel van de communiebank van Nispen (17e eeuw) |
In de panelen van deze communiebank zien we de acanthusmotieven, waarbij aan de uiteinden vande acanthusbladeren
druiventrossen hangen. De acanthus heeft hier de functie van wijnrank overgenomen.
|
Haags Gemeentemuseum: snijraam van ca. 1700. |
In het Haags gemeentemuseum wordt een snijraam in Lod. XIV-stijl bewaard dat in grote trekken
op de zelfde ambachtelijkheid terug te voeren is als het snijwerk van de communiebank en waarbij het palmet zich weer duidelijk
onderscheidt van de acanthusbladeren.
Jean Lepautre (1618-1682) was een franse kopergraveur en tekenaar, die ca 1500 voorbeeld-prenten
heeft getekend voor de decoratie-kunstenaars van zijn tijd. Deze verzamelingen van prenten (Livre de miroirs tables etc.;
Feuillages et autres ornements; Vases et bordures de miroirs; Escussons) zijn tot in de 19e eeuw
nog weer opnieuw van grote betekenis geweest voor de neobarok-kunstenaars.
Daniel Marot (1660-1712) kende dit werk en heeft er op voortgeborduurd in zijn eigen stijl.
Ook van Marot zijn er talloze kopergravures, die betrekking hebben op intereur, exterieur en tuinaanleg.Door de voorbeeldboeken
die hij uitgaf heeft hij erg veel bijgedragen aan de verspreiding van deze motieven.
|
Jean Lepautre: voorbeeldgravure met links en rechts verschil in de mogelijke decoratie |
Voor ons ziet al dit in elkaar krullende lofwerk er behoorlijk ingewikkeld uit. Het acanthusblad
ondergaat gedurende de opeenvolgende stijlen (Lod XIV, Lod. XV, Lod. XVI) lichte veranderingen. Bij Lepautre zijn het
nog vrij grove, robuuste bladeren, die bij Daniel Marot al weer wat verfijnder en slanker worden.
In de Rococo versterken ze al helemaal de grilligheid van het lijnenspel.
|
Daniel Marot: acanthusmotief in 4e kwart 17e eeuw. |
|
Jean Lepautre: acanthusblad in 3e kwart v.d. 17e eeuw |
|