foto: Jan van Hoek |
|
Gouda: Huize het Ossenhooft |
Dit bovenlicht uit 1780 is gesneden in de Lod. XVI-stijl.
De kenmerkende strik, bovenin, heeft flinke afmetingen. De bladguirlande
met de kruisjes is typerend voor de stijl van Lod. XVI.
De gouden mercuriusstaf verwijst naar de Romeinse
God Mercurius, die bij de Grieken Hermes genoemd werd. Hij was (o.a.) de god van de handel.
De bundel graanhalmen, die naar rechts uitsteekt, verwijst naar Ceres, de
Romeinse godin van de landbouw. (Haar Griekse evenknie heette Demeter.)
Met deze gekruiste godenattributen kon worden uitgedragen, dat de bewoner hoopt op voorspoed in de handel
en de graanoogst, die zo nauw met het bierbrouwen samenhangen.
Vergelijkbare bovenlichten zien we ook in de Zaanstreek.
In het Ossenhooft aan de Westhaven 63 hebben door de eeuwen
heen bierbrouwers gewoond. Het huidige pand en snijraam dateren van 1780. Maar ook daarvoor stond er al een brouwerij
op deze plek met dezelfde naam. Het bierbrouwen houdt ook nog verband met de naam Ossenhooft. Een okshoofd
was de benaming van een oude biermaat van een kwart ton. De naam werd verbasterd tot ossehooft.
Al in 1496 zou op deze plek de brouwerij De Ossekop van
Jacob Cutert gevestigd zijn geweest.
De Goudse geschiedschrijver Ignatius Walvis noemde Het Ossenhooft
als de plaats waar in 1572 de geuzen een kanon hadden opgesteld om vandaar het kasteel van Gouda te
beschieten. Al in 1577 werd door de vroedschap besloten om het kasteel van Gouda af te breken. Pas in 1808 is de laatste
toren (de Chartertoren) ervan afgebroken.
Ook in de 17e en de 18 eeuw werd het pand bewoond door verschillende
bierbrouwers. De bierbrouwerij bevond zich achter de woning, met een uitgang naar de Peperstraat.
In de 20e eeuw werd het pand bewoond door de Goudse huisarts H.A.M.
Eykman.
(info Wikipedia)
foto: Jan van Hoek |
|
Gouda: Huize het Ossenhooft (detail) |
Ondergang
In het laatste kwart van de vijftiende eeuw zet een daling van het aantal brouwers in. Telt Gouda rond 1470 nog 200 brouwers,
in 1509 zijn dat er nog slechts 151 en in 1545 een schamele 100.
De oorzaak van de daling moet gezocht worden in het toenemende protectionisme in Vlaanderen en Brabant - hoge importtarieven
op Gouds bier ter bevordering van de eigen brouwsector - en het starre hanteren van de regels door het Goudse stadsbestuur.
Het stadsbestuur blijft vasthouden aan een maximum van 3075 vaten per brouwer per jaar, terwijl er in andere steden flexibel
met de nieuwe omstandigheden wordt omgesprongen en zelfs schaalvergroting plaatsvindt. Het gebrekkige aanpassingsvermogen
van Gouda heeft tot gevolg dat de naaste concurrenten Delft en Haarlem de stad in de zestiende eeuw voorbij streven.
De genadeklap volgt met het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Als gevolg van de Spaanse aanwezigheid in
de Zuidelijke Nederlanden en de onrust op het platteland daalt de bierproductie in Gouda met maar liefst 90%. Deze klap komt
de Goudse bierindustrie nooit meer te boven. (bron: www.goudsecanon.nl)
|