|
Symmetrisch Acanthusblad |
|
Hoorn, Lod. XIV - balustrade |
Typerende elementen
Van typische vroege Lodewijk XIV- ornamenten zal er van de straat af
weinig meer te bespeuren zijn, al is het wel kicken om in Hoorn ineens een balustrade te zien uit die tijd. Onderstaande foto's van
museumstukken illustreren ons de stijl van het eind van de 17e eeuw. De bovenlichten in deze stijl kunnen soms wel van veel
later datum zijn, want ook in de 19e en 20e eeuw werd wel teruggegrepen op een oudere stijl.
Typerend voor de Lod. XIV stijl is het symmetrische acanthusblad, dat vaak in de top van
de gevel of boven in het deurkalf (= horizontale bovenregel van het deurkozijn) is aangebracht (zie tekening rechtsboven).
Wat opvalt in tegenstelling tot latere perioden is het kenmerk dat het raam volledig volgegroeid is met
weelderig acanthusloof. Er blijft weinig glasoppervlak over, maar dat kon ook haast nog niet anders, men
was nog niet in staat om grote oppervlakten in vlakglas te maken.
|
Bovenlicht uit eind 17e eeuw (foto: K. Sluijterman) |
Het Haags Gemeentemuseum herbergt in opslag nog een stuk of wat schitterende
oude bovenlichten.
|
snijraam rond 1700: Haags Gemeentemuseum |
Het centrale middenelement is hier vaak of een palmet ( = ornament, gebaseerd op een
palmblad met straalsgewijs uitstaande blaadjes) of een monogram. Het raam vertoont daarbij een keurige symmetrie.
|
Snijraam van rond 1700 (Haags Gemeentemuseum) |
De panelen dwingen onze bewondering af, aangezien een houtsnijder het zich niet kon veroorloven
om zich te 'versnijden'. Zo'n stuk werd nl. grotendeels uit één geheel gesneden.
Bovendien moest het symmetrisch geheel kloppen. Een dubbele prestatie dus.
|
Lod. XIV - snijraam: Haags Gemeentemuseum |
Aan het einde van de 18e eeuw zal de volledige symmetrie weer terugkomen, nadat deze
tijdens de Rococo even een beetje zoek zal zijn. Het zal in de Lodewijk XVI -stijl wel
wat minder uitbundig zijn dan in de er aan voorafgaande perioden. De totaalindruk is verfijnder en verhevener en
er komen tal van classicistische motieven bij.
Het blijft soms wat lastig om vast te stellen, of een bovenlicht echt eentje uit de stijlperiode zelf
is of van halverwege de 19e eeuw, toen er nog weer een opleving kwam van neobarok. Maar ook daarover later.
Maar nu eerst wat meer bijzonderheden over de gevels in Lodewijk XIV-stijl,
die eindigt rond het jaar 1750. Met daarna de snijramen die ik nog in het wild ontdekt heb.
Vroegere barok en latere barok
Het lijkt er sterk op dat de vroegere barok inderdaad de bovenstaande dikke acanthusbladeren heeft. De latere
Barok, richting 1750, heeft al veel slankere roeden. Zo lang de symmetrie nog volledig aanwezig is, is de kans groot dat we
terecht het snijraam in de juiste periode plaatsen, nl. laat-Lod. XIV, al hoeft Rococo niet altijd te betekenen dat er een
asymmetrie te bespeuren moet zijn.
Als ik hier meer over te weten kom, zal ik deze twee typen van elkaar scheiden op aparte bladzijden.
Koorbanken
Het lofwerk van dit paneel van een koorbalustrade in Halle (België) is een schitterend
voorbeeld van vroege Vlaamse Barok. De houtsnijders, tezamen met andere kunstambachten verenigd in het Lucasgilde, konden
zich in de zuidelijke Nederlanden uitbundiger uitleven dan die in de Republiek waar het calvinisme tot meer soberheid
dwong.
De panelen van de koorbanken zijn de directe voorgangers van de houtgesneden bovenlicht-ornamenten.
Dat dit paneel asymnmetrisch is, wil niks zeggen, er heeft een 2e paneel bij gehoord dat in spiegelbeeld
gesneden was.
|
Koorbankgedeelte in de Sint Martinusbasiliek te Halle (België) |
En hier volgt nog wat info, die staat op een site, die stijlen van zilversmeedwerk behandelt.
Laat barok (1680-1750)
De late barok volgde op de barokstijl die door haar contra-reformatische karakter in Noord
Nederland nauwelijks aansloeg. Met name Jean Berain (1637-1711) heeft aan de wieg gestaan van de ontwikkeling van de late
barok-stijl. Aan het hof van Lodewijk XIV werkte hij aan deze nieuwe stijl, die in tegenstelling tot de barok een puur decoratieve
stijl was.
De strenge rechthoek veranderde in een gecompliceerde, maar nog steeds symmetrische figuur. De neiging ontstond
om het lichaam naar boven toe te spitsen. Het ornament bestaat uit een systeem van lijsten die steeds onderbroken
werden door c-vormige voluten. Uit dit slingerende bandwerk komen fijn gestileerde bladeren
voort die zich slingerend bewegen. In het Duits worden deze gestileerde bladeren ook wel "Laub und Bandelwerk" genoemd. In
de randen, het midden of op de ingeknikte hoeken worden graag kuifschelpen verwerkt. De omsloten velden worden
vaak gevuld met schubben of traliewerk. Hangende motieven zoals lambrequins en cullots worden
van groot belang. De indruk van doorzichtigheid, waar men naar streefde, werd verkregen door het ornament te doen afsteken
tegen een ruwe ondergrond, waardoor de versiering als het ware in een ander niveau komt te liggen. De Nederlandse
Lodewijk XIV-stijl kenmerkt zich door fijnere vormen en het vrijwel ontbreken van krijgstrofeeën.
|