De Bouwhutten
De Lombarden groepeerden zich in zogenaamde bouwhutten (broederschappen), als een soort voorloper
van de latere gilden.
Ook van zo’n bouwhut lijkt wel bewezen, dat het nog een oud overblijfsel is uit de Germaanse cultuur, waarin
mannenbonden bestonden, die inwijdingsrituelen kenden en hun geheimen niet aan buitenstaanders prijsgaven.
Er waren regels gebaseerd op grote onderlinge solidariteit.
De bouwhutten handhaafden dikwijls hun eigen ornamentiek, ook als die in bepaalde opzichten nog herinnerde aan de
Germaanse godsdienst. Hierdoor stonden ze nog al eens op gespannen voet met de katholieke kerk.
Omstreeks 750 zond de Paus aan de abten en bisschoppen in Hessen een voorschrift, waarin hij hen
gebood, de steenmetsers niet tot bekering te dwingen, maar hen goed te verzorgen, omdat zij anders het werk in de steek zouden
kunnen laten.
Nu waren deze metsers vast al wel christen, maar hielden kennelijk ondertussen ook nog vast aan delen van hun oude
geloof.
Ook in de eeuwen die daarop volgden behielden ze hun eigen denkbeelden.
|
Steenhouwers aan het werk |
De ambachtslieden hadden diverse specialismen: er waren: uitlijners, speciebereiders, stenensjouwers, timmerlieden
en metselaars. Daarnaast had je dan nog de tweedeling tussen de steenhouwers en de steenmetsers.
Tot de eerste groep hoorden ook de beeldhouwers, die het beste betaald kregen.
Van de steenmetsers zien we uitingen van symboliek in de aangebrachte muurtekens op kerken in West-Vlaanderen
en her en der in ons land. Zie: middeleeuwse muurtekens.
Gedurende de werkzaamheden aan een groot project leefden de bouwlieden in tijdelijke onderkomens (hutten en schuren)
en waren zij onderworpen aan het bevel van de bouwmeester. Als broederschap leefden ze afgescheiden van de
buitenwereld. Wie niet tot de bouwhut behoorde kon zonder paswoord en herkenningsteken als bewijs, de bouwhut
niet betreden.
Binnen een bouwhut kende men bepaalde geheimen, maar het is onduidelijk in welke richting we die geheimen precies
moeten zoeken. Waren dit bouwtechnische geheimen of hadden de geheimen betrekking op een bepaalde geloofsvisie,
die op sommige punten niet strookte met de heersende kerkelijke visie?
|
Wodanskop op kapiteel in de Notre Dame te Poitiers |
In 1180 schrijft een spreukendichter Werner, priester in Augsburg: “Lamparden (= Lombardije)
glüht in Ketzerheid (=ketterij)”.
Nu waren het ook vaak juist de Lombarden, die in de kerkelijke stenen beelden vaak ‘heidense’ denkbeelden
tot uitdrukking brachten. Ze zullen dus wel eens met vuur gespeeld hebben, want een beschuldiging van ketterij die men bewezen
achtte, betekende de doodstraf.
Het is best verwonderlijk dat meesterbouwers het aandurfden om nog af en toe Wodanskoppen uit te
houwen op kerkelijke pilaren. Maar door het als duivels voor te stellen zal het wel geen opzien gebaard hebben.
|
Wodanskop geflankeerd door paarden |
In Germaanse heiligdommen werden godenkoppen vaak op pilaren gezet.
Dit Oostenrijkse wapenschild van Millstatt herinnert nog aan dit gebruik. Niet de goden maar hun dierlijke attributen bevinden
zich hier op pilaren: Wodans paard rechts, Thors bok links en Freya's kat
(hier een leeuw) in het midden.
Uit deze gewoonte is te verklaren waarom we aan het kapitheel-eind
van Romaanse pilaren nog zo veel ornamenten (koppen, dieren etc) vinden, waarvan sommige met verwijzing
naar de Germaanse mythologie.
Dat was toen al van oudsher dé plaats voor een zinnebeeldige
voorstelling. In Romaanse kerken wordt voor het afbeelden duivels dus vaak uit dit oude materiaal geput.
|
Wapen van Millstatt in Oostenrijk |
De geheimen van de bouwmeesters hadden betrekking op de geometrische vormen die ten grondslag lagen
aan het gebouw en waardoor een gebouw zijn zo schitterende harmonie verkreeg. Dit ontwerpproces, waarbij men uitging van cirkel,
driehoek, vierkant, pentagram e.d. om van daaruit een compositie te maken, was voor de bouwheer een heilige zaak, gebaseerd
op geheime overlevering.
Hoe men destijds tot de uiteindelijke vorm kwam is ook nu nog een onduidelijk gegeven. In het bouwhuttenboek van Villard
de Honnecourt is wel op te maken dat zelfs voor de vormgeving van mensen en dieren geometrische vormen gebruikt werden.
|
Villard de Honnecourt: schetsen van koppen |
Daarnaast ziet men onder de Romaanse ornamenten ook allerlei zinnebeeldige figuren: zoals: het
(her-)leven ( in de vorm van de driespruit die uit de urn komt), drie zuilen, een zuil met op de top een adelaar en met slangen
aan de voet, wat sterk aan de Germaanse wereld-es herinnert. Deze mengen zich met de Romeinse en christelijke symboliek.
Maar ook zal men ook empirische kennis geheim gehouden hebben over b.v. draagkracht-berekeningen
op basis van dikten en lengten en materiaalkeuzes.
Herkenningstekens en wachtwoorden
|
Console-steen boven ingang van kerk te Hilvarenbeek |
Vermoedelijk bestond een van die herkenningstekens uit ‘het houden van de hand met vier
vingers op de hals en de duim omhoog’.
Dit teken komt in diverse variaties voor en kan nog gezien worden bij sommige van de beelden die in Romaanse kerken
zijn uitgehouwen.
Het teken verwijst mogelijk naar het sterven en de herrijzenis van Wodan, die aan een boom gehangen werd met een strop
om de nek.
Als bewijs voor het bestaan van geheimhouding, is er een spreuk van de metsers overgeleverd, die luidt:
“Was wir hier kosen, das bleyb under der Rosen”.
Nu zouden we zeggen: ‘wat we hier bespreken, houden we onder de pet’. (Schauberg: Vergleichendes Handbuch II, 273).
Een christelijke versie van zo'n soort gebaar zien we boven de deur van de kerk van Hilvarenbeek.
Zie foto boven.
Daarnaast bestond er een geheim wachtwoord, wat niet is overgeleverd.
Een geheime handdruk bestond hierin, dat je dan de duim legde over het eerste kootje van de wijsvinger
van de ander en dan driemaal drukte.
Het klopsignaal bestond uit: twee vlugge tikken, gevolgd door een langzame tik. (Weiss, Steinmetzart, 43)
|
Brussel, Kleine Zavel: gildebeeldje van de timmerman |
|